Modernity en Bewustzijn: Redeneren…
Wat maakt dat ons cognitief functioneren in korte tijd zoveel beter is geworden dat je van een revolutie kunt spreken? En wat heeft dat te maken met de ontwikkeling van ons Bewustzijn? Ik denk dat Daniel Dennett een bruikbaar model heeft bedacht (Dennett, 2017) als uitgangspunt voor deze discussie. Dit model is niet perfect maar het is nuttig en ik ken geen betere alternatieven. Het model onderscheid vier niveaus van redeneren die gekend zijn door toenemende flexibiliteit. Redeneren valt samen met leren. En levende wezens zijn per definitie lerende wezens. In tegenstelling tot “dode” natuur zijn levende wezens toegerust om problemen op te lossen.
- Het eerste niveau betreft Darwinian creatures. De keuzemogelijkheden van deze schepsels worden bepaald door hun aangeboren gedragingen en mogelijkheden. Ze veranderen van gedrag en lossen problemen op (leren!) dankzij natuurlijke evolutie. Planten, dieren en eencellige organismen zijn uitgerust met deze meest primaire vorm van redeneren.
- Op het tweede niveau worden Skinnerian creatures onderscheiden; zij kunnen hun gedrag aanpassen in reactie op stimuli uit de omgeving: operante conditionering. Dit geeft het organisme meer mogelijkheden. Van die extra mogelijkheden zijn ze zich niet bewust; ze redeneren zonder begrip van waar ze over redeneren.
- Popperian creatures genereren offline, dus zonder van buiten waarneembaar gedrag, hypothesen en proberen deze ook offline uit voordat ze in de wereld worden toegepast. Ook hierbij is geen begrip nodig.
- Gregorian creatures gebruiken “thinking tools” om op de buitenwereld te reageren en hun gedrag vorm te geven. Dit is het niveau waarop je van bewustzijn in de zin van de definitie van Chalmers kunt spreken.
Deze indeling in manieren van redeneren is abstract van aard en geldt niet alleen voor levende wezens. Dat is geen toeval want wetenschappelijke artikels over cognitie wekken niet de indruk dat ze over levende wezens handelen. Men spreekt van agents die taken uitvoeren of problemen oplossen. Een agent kan een levend wezen zijn maar ook een functie in het brein. Of een machine. Dennett legt het evolutieproces (niveau 1 van redeneren) uit als een algoritme. Een algoritme dat op heel veel verscillende processen toepasbaar is (zie definitie Evolutie)
Laten we in navolging van Dennett redeneren beschouwen als een variant op het ontwerpen van algoritmes. Programmeerregels zoals programmeurs die al sinds de jaren 1950 schrijven zijn Darwinian in die zin dat de uitvoering van een programma (gedrag) zich beperkt tot wat de programmeur in de code heeft gestopt. Om dat gedrag te veranderen moet de code (in het geval van een levend wezen het DNA) worden gewijzigd. In het geval van code is dat de verantwoordelijkheid van een programmeur. Het leven is meer “sophisticated” en kan zichzelf met behulp van het evolutie algoritme als het ware zelf her-programmeren. Maar ook dan zijn levende wezens (in de interpretatie van selfish gene) niet meer dan uitvoerders van wat in hun DNA is verankerd. Computer programma’s kun je zo opzetten dat ze bijvoorbeeld de voorkeuren van hun gebruikers kunnen herkennen en daarop kunnen anticiperen. Dit zou je Skinnerian kunnen noemen. Ze bevatten code waarmee parameters zonder menselijk ingrijpen kunnen worden gewijzigd en deze wijzigingen toegepast. Levende wezens die zijn toegerust met een (centraal) zenuwstelsel vertonen deze vorm van lerend gedrag.
Leren in de zin van Conditionering vereist dat een wezen een associatie kan maken tussen wat in de omgeving gebeurt en het eigen gedrag. In het brein vinden we bijvoorbeeld mechanismen waarmee de frequentie van het uitvoeren van bepaald gedrag wordt versterkt of verzwakt. Dat betreft de werking van neurotransmitters, hormonen, verbindingen tussen al dan niet gespecialiseerde hersengebieden enzovoort. Het is niet zo dat Conditionering “alleen maar” het toevoegen van een nieuw niveau van redeneren betreft; deze kwaliteiten vergen fundamenteel nieuwe mogelijkheden van organismen met voordelen en ook nadelen (zoals het vermogen om verslaafd te raken).
Bij niveau twee spreken we van operante conditionering en niet van klassieke conditionering. De reden is dat in klassieke conditionering een onvrijwillige associatie wordt gemaakt tussen een reflex (een onwillekeurige fysieke reactie zoals speekselproductie bij het aanbieden van voedsel) en een signaal (een geluid), terwijl bij operante conditionering de associatie door het levende wezen zelf wordt gemaakt en afhankelijk is van de consequenties van het gedrag. Je zou klassieke conditionering niveau een gedrag kunnen noemen maar ik ben er niet zeker van of dat ook zo bedoeld is.
Wat bedoelt Dennett met het derde niveau van redeneren? Dat ligt misschien voor de hand, tenslotte spenderen velen van ons hun dag met het imagineren van de toekomst, maar Dennett bedoelt hier niet “in stilte nadenken”. Hij bedoelt het niet bewust genereren van hypothesen over de toekomst en deze (in de geest) uittesten. Een andere respons op dezelfde (of vergelijkbare) stimuli zonder dat de respons in gedrag zichtbaar is. Met andere woorden (nieuwe) dingen bedenken. Een nieuwe meme bijvoorbeeld. Maar denken is ook doen; het brein kent geen harde scheiding tussen dingen “bedenken” (je iets voorstellen) en ze doen. Dromen bijvoorbeeld; het je voor kunnen stellen van gebeurtenissen (en gedrag van jezelf) op een levensechte manier zonder dat dit tot uitvoering komt. Een kwaliteit van ons brein die wij (normaal gesproken) dagelijks gebruiken!
Maar ik wil nadrukkelijk wijzen op de waarneming dat (vrijwel?) alle zoogdieren spelgedrag vertonen. Spelgedrag waarmee zij zich voorbereiden op mogelijke situaties die belangrijk zijn maar niet vaak voorkomen (“urgent or volatile situations, in attack, defense, and social competition and cooperation” {Referentie Boyd}). Functioneel en zelf-belonend (‘self-rewarding’) gedrag dat inwerkt op het motivatiesysteem van het brein wat een sterke aanwijzing is dat spel nuttig is. Spel helpt ons ook coördinatie en coöperatie te oefenen. Fysiek maar vooral ook cognitief. En heeft wat dit betreft een vergelijkbare rol als dromen.
Ik denk dat je de huidige mogelijkheden van AI (ChatGPT e.d.) vergelijkbaar zijn met het Popper niveau. Het gedrag riekt naar bewustzijn in de zin dat er sprake is van planning en een zekere intelligentie, maar deze systemen geven geen blijk van begrip van wat en waar ze over redeneren. En de IK die wij bij levende wezens onmiskenbaar aannemen zien we niet terug in deze soorten AI. Wij projecteren misschien wel een “ik” in deze machines, maar de machine zelf vertoont geen overlevingsgedrag zoals wij dat van zelfs “primitieve” diersoorten normaal vinden. Zoogdieren en vogels functioneren ook op het Popper niveau denk ik. Dan zou je van bewustzijn kunnen spreken in de zin dat er niet alleen sprake is van leren en problemen oplossen, maar dat dit ook kan plaatsvinden zonder (zichtbare) interactie met de omgeving. Wat men ‘denken’ noemt, of het hebben van een ziel.
Het Gregorian niveau maakt het mogelijk om te redeneren op een manier die voldoet aan de definitie van bewustzijn conform Chalmers. Dit behoort tot onze mogelijkheden. Of grote zoogdieren (olifant, orka, chimpansee) dat ook kunnen is onderwerp van discussie. Ik denk van niet. En al kunnen LLM’s zich gedragen alsof ze over een persoonlijkheid beschikken, dat betekent niet dat ze zich daar bewust van zijn waarmee ze niet voldoen aan het criterium van Chalmers. Maar misschien komt dat nog… .
Homo Sapiens beschikt over alle vier de niveaus van redeneren, en de meeste zoogdieren (neem ik aan) de eerste drie. Deze niveaus vormen een continuüm vormen in de zin dat het trekken van harde grenzen tussen de niveaus moeilijk is. Alle levende wezens (en ook virussen) zijn onderhevig aan leren en probleem oplossen door het veranderen van de onderliggende hardware (niveau 1). Een brein, een centraal zenuwstelsel, of zelfs maar de aanwezigheid van neuronen maakt niveau 2 mogelijk. Neuronen zijn bij de meeste meercellige organismen aanwezig. En er zijn geen fundamentele verschillen tussen ons brein en dat van chimpansees. Ons brein is groter maar het brein van de potvis is nóg groter. De verschillen zitten meer in specifieke capaciteiten en vaardigheden van het brein dan dat er fundamenteel nieuwe capaciteiten bij zijn gekomen. En die capaciteiten en vaardigheden zijn grotendeels het gevolg van de druk van culturele evolutie op ons lichaam. Ik zie dan ook geen heil in de kwantummechanische beschrijving van bewustzijn, of van het ontstaan van bewustzijn door de mutatie van een enkel gen.
De vier niveaus functioneren niet los van elkaar. Wij zijn onderhevig aan natuurlijke evolutie en onze ingebouwde reacties. Evolutie werkt echter niet op de schaal van een mensenleven. Wij zijn ook onderhevig aan conditionering, en dat werkt wel op de schaal van een mensenleven. Tegelijkertijd kunnen wij hypothesen formuleren en in onze geest uitproberen. En ook nog eens expliciet redeneren in woorden en zinnen en daarin de samengebalde kennis van een beschaving meenemen in die woorden. Net zoals we als we een bal gooien onze door het evolutie algoritme ingebouwde kennis van zwaartekracht meenemen in de manier waarop we die bal gooien.
Denken…
Wat zijn thinking tools? Ik neem aan taal en woorden. Maar onze moderne taal is niet ineens ontstaan zoals Dennett min of meer aanneemt. Taal is ontstaan in een lang traject. Beginnend met spontane vocalisaties, groeiend naar losse woorden en vervolgens korte zinnen. Een evolutie van thinking tools die ons afhankelijk maakte van woorden. En vervolgens de revolutie waarmee deze thinking tools veel nuttiger werden. Op de eerste plaats Grammatica, waarmee het mogelijk wordt om eindeloos te variëren met woorden. En daarop voortbordurend Verhalen waarmee grammaticale zinnen worden gestructureerd in thema’s en motieven; in een ritme met spanningsbogen; gecombineerd tot een geheel waarmee de complexiteit van de wereld in een overzicht gevangen kan worden. Wat mogelijkheden biedt om enorme hoeveelheden informatie in het geheugen op te slaan. Complexe problemen (zoals het combineren van verschillende materialen en productiewijzen tot pijl en boog) worden oplosbaar in de vorm van een verhaal. Begrip over de intenties en emoties van onze medemensen wordt tastbaar in verhalen.
Het zijn vooral de verhalen die het verschil maken. Uit onderzoek blijkt dat mensen met behulp van grammaticaal correcte zinnen niet dieper over de mentale toestanden van anderen kunnen redeneren dan mensapen dat kunnen; twee niveaus diep is ongeveer het maximum. Maar met behulp van narratieve technieken (verhalen vertellen) zijn wij in staat om tot wel zeven niveaus diep over onze medemensen te redeneren. Cognitieve vermogen die ons helpen het gedrag van anderen in sociale situaties beter te voorspellen; onszelf te begrijpen; die ons tot hele goede probleemoplossers maken; die de basis van modernity vormen.
Voelen…
Alle vier de niveaus van redeneren hebben een relatie met ons brein. Evolutie (1) vormt het brein. Conditionering (2) heeft een centraal zenuwstelsel nodig (grosso modo). Hypothesen formuleren en testen (3) doe je met en in een brein. Maar pas op het vierde niveau, als we woorden gebruiken, hebben we inzicht in de uitkomsten van onze redeneringen. Hoe kan het dan dat uitkomsten van redeneringen op de eerste drie niveaus ons bekend zijn? Opeens weten we het. Het antwoord ligt op het puntje van onze tong. We oordelen dat dit niet waar kan zijn zonder te weten waarom. Hoe gebeurt dat? Hoe “ken” je de uitkomst van een redenering zonder dat je begrip hebt van de uitkomst?
Op het eerste niveau is de uitkomst van de redenering ook meteen het uitvoeren van de redenering. Er is geen verschil tussen redeneren en doen. Dit zou je ook van het tweede niveau, conditioneren, kunnen zeggen. Een verandering van gedrag wordt geleerd door een ervaring maar is stante pede ingebakken in ons gedragsrepertoire en wordt zonder aarzeling (of denken) toegepast. Alhoewel we een aandrang ook kunnen negeren.
Op het derde niveau is het zeker niet zo dat we geen keuze hebben een respons wel of niet uit te voeren. Hoe nemen we dan besluiten over wat we moeten doen zonder dat we ons daar bewust van zijn? Dat doen we denk ik dankzij onze emoties. Zij verbinden afzonderlijke beslis centra tot coherent gedrag. Laten als het ware de uitkomst van redeneerprocessen in het brein doorwerken in gedrag en mobiliseren daarvoor de nodige middelen. Ook mensen functioneren het grootste deel van de tijd op gevoel. En zonder gevoel zijn we met alle ratio in de wereld niet in staat om bij een moeilijke keuze de knoop door te hakken. Gevoelens die we uiten in lichaamstaal in plaats van spreektaal. Waarbij het brein het hele lichaam aanstuurt in het uiten van de uitkomst van een redeneerproces (bijvoorbeeld “wil ik wel uitgaan met deze persoon”) vaak los van de gedachten in taal die we over die vraag hebben.
In de jaren 60 kwam het in zwang om te zeggen dat 90% van de communicatie niet via taal gaat en dat is waarschijnlijk overdreven, maar er zit wel een kern van waarheid in. Ook dieren communiceren met “taal” zoals bijvoorbeeld aangeboren (niveau 1) of aangeleerde (niveau 2) vocalisaties (“pas op”) of lichaamshoudingen (“witte staart omhoog”). Ook het “vlooien” van primaten, vaak uitkomst van niveau 3 “geoefend” gedrag kun je een taal noemen. Taal mogelijkheden waarover wij ook beschikken en die we al dan niet bewust gebruiken.
Alleen hebben wij, in tegenstelling tot onze naaste verwanten, de beschikking over “thinking-tools” waarmee we ons eigen gedrag, onze mentale toestanden en onze emoties kunnen onderzoeken, koesteren (“entertain”), erop reflecteren, ze ervaren. Wat ons de potentie geeft effectiever (en efficiënter) te kunnen redeneren dan die naaste verwanten.
Deze vier niveaus van redeneren vinden parallel plaats. Een probleem pak je (je brein) aan met behulp van mechanische reacties, aangeleerd gedrag, intuïtieve hypothesen en beredeneerde gedachtegangen. Tegelijk. Wij denken dat het hoogste niveau rationeel is en de andere emotioneel of mechanisch. Maar ze trekken samen op. Deze redeneerprocessen vinden tegelijkertijd plaats en wij zijn niet in staat om de resultaten van de verschillende niveaus van redeneren te onderscheiden. Vandaar dat we ook tegengestelde gevoelens kunnen hebben over het nemen van een beslissing terwijl het rationeel allemaal duidelijk is. In het brein kun je de vier niveaus niet onderscheiden. Pas als je de uitkomsten van je beredeneerde gedachten met andere mensen deelt, of met jezelf door in stilte te praten, wordt het vierde niveau gescheiden van de andere.
En moderne technologie maakt het niet alleen mogelijk die separate gedachtegangen te delen (in boeken e.d.) maar AI maakt het mogelijk dat de gedachtegangen zelfstandig kunnen functioneren. Alleen zijn deze gedachtegangen losgemaakt van de emotionele en intuïtieve niveaus. Op ons komen ze dan ook onmenselijk over. En dat zijn ze ook!
{Addendum: wat is het dat we denken noemen}