Modernity en de evolutie van Redeneren

Modernity en Bewustzijn: Redeneren…

Wat maakt dat ons cognitief functioneren in korte tijd zoveel beter is geworden dat je van een revolutie kunt spreken? En wat heeft dat te maken met de ontwikkeling van ons Bewustzijn? Ik denk dat Daniel Dennett een bruikbaar model heeft bedacht (Dennett, 2017) als uitgangspunt voor deze discussie. Dit model is niet perfect maar het is nuttig en ik ken geen betere alternatieven. Het model onderscheid vier niveaus van redeneren die gekend zijn door toenemende flexibiliteit. Redeneren valt samen met leren. En levende wezens zijn per definitie lerende wezens. In tegenstelling tot “dode” natuur zijn levende wezens toegerust om problemen op te lossen.

  1. Het eerste niveau betreft Darwinian creatures. De keuzemogelijkheden van deze schepsels worden bepaald door hun aangeboren gedragingen en mogelijkheden. Ze veranderen van gedrag en lossen problemen op (leren!) dankzij natuurlijke evolutie. Planten, dieren en eencellige organismen zijn uitgerust met deze meest primaire vorm van redeneren.
  2. Op het tweede niveau worden Skinnerian creatures onderscheiden; zij kunnen hun gedrag aanpassen in reactie op stimuli uit de omgeving: operante conditionering. Dit geeft het organisme meer mogelijkheden. Van die extra mogelijkheden zijn ze zich niet bewust; ze redeneren zonder begrip van waar ze over redeneren.
  3. Popperian creatures genereren offline, dus zonder van buiten waarneembaar gedrag, hypothesen en proberen deze ook offline uit voordat ze in de wereld worden toegepast. Ook hierbij is geen begrip nodig.
  4. Gregorian creatures gebruiken “thinking tools” om op de buitenwereld te reageren en hun gedrag vorm te geven. Dit is het niveau waarop je van bewustzijn in de zin van de definitie van Chalmers kunt spreken.

Deze indeling in manieren van redeneren is abstract van aard en geldt niet alleen voor levende wezens. Dat is geen toeval want wetenschappelijke artikels over cognitie wekken niet de indruk dat ze over levende wezens handelen. Men spreekt van agents die taken uitvoeren of problemen oplossen. Een agent kan een levend wezen zijn maar ook een functie in het brein. Of een machine. Dennett legt het evolutieproces (niveau 1 van redeneren) uit als een algoritme. Een algoritme dat op heel veel verscillende processen toepasbaar is (zie definitie Evolutie)

Laten we in navolging van Dennett redeneren beschouwen als een variant op het ontwerpen van algoritmes. Programmeerregels zoals programmeurs die al sinds de jaren 1950 schrijven zijn Darwinian in die zin dat de uitvoering van een programma (gedrag) zich beperkt tot wat de programmeur in de code heeft gestopt. Om dat gedrag te veranderen moet de code (in het geval van een levend wezen het DNA) worden gewijzigd. In het geval van code is dat de verantwoordelijkheid van een programmeur. Het leven is meer “sophisticated” en kan zichzelf met behulp van het evolutie algoritme als het ware zelf her-programmeren. Maar ook dan zijn levende wezens (in de interpretatie van selfish gene) niet meer dan uitvoerders van wat in hun DNA is verankerd. Computer programma’s kun je zo opzetten dat ze bijvoorbeeld de voorkeuren van hun gebruikers kunnen herkennen en daarop kunnen anticiperen. Dit zou je Skinnerian kunnen noemen. Ze bevatten code waarmee parameters zonder menselijk ingrijpen kunnen worden gewijzigd en deze wijzigingen toegepast. Levende wezens die zijn toegerust met een (centraal) zenuwstelsel vertonen deze vorm van lerend gedrag.

Leren in de zin van Conditionering vereist dat een wezen een associatie kan maken tussen wat in de omgeving gebeurt en het eigen gedrag. In het brein vinden we bijvoorbeeld  mechanismen waarmee de frequentie van het uitvoeren van bepaald gedrag wordt versterkt of verzwakt. Dat betreft de werking van neurotransmitters, hormonen, verbindingen tussen al dan niet gespecialiseerde hersengebieden enzovoort. Het is niet zo dat Conditionering “alleen maar” het toevoegen van een nieuw niveau van redeneren betreft; deze kwaliteiten vergen fundamenteel nieuwe mogelijkheden van organismen met voordelen en ook nadelen (zoals het vermogen om verslaafd te raken).

Bij niveau twee spreken we van operante conditionering en niet van klassieke conditionering. De reden is dat in klassieke conditionering een onvrijwillige associatie wordt gemaakt tussen een reflex (een onwillekeurige fysieke reactie zoals speekselproductie bij het aanbieden van voedsel) en een signaal (een geluid), terwijl bij operante conditionering de associatie door het levende wezen zelf wordt gemaakt en afhankelijk is van de consequenties van het gedrag. Je zou klassieke conditionering niveau een gedrag kunnen noemen maar ik ben er niet zeker van of dat ook zo bedoeld is.

Wat bedoelt Dennett met het derde niveau van redeneren? Dat ligt misschien voor de hand, tenslotte spenderen velen van ons hun dag met het imagineren van de toekomst, maar Dennett bedoelt hier niet “in stilte nadenken”. Hij bedoelt het niet bewust genereren van hypothesen over de toekomst en deze (in de geest) uittesten. Een andere respons op dezelfde (of vergelijkbare) stimuli zonder dat de respons in gedrag zichtbaar is.  Met andere woorden (nieuwe) dingen bedenken. Een nieuwe meme bijvoorbeeld. Maar denken is ook doen; het brein kent geen harde scheiding tussen dingen “bedenken” (je iets voorstellen) en ze doen. Dromen bijvoorbeeld; het je voor kunnen stellen van gebeurtenissen (en gedrag van jezelf) op een levensechte manier zonder dat dit tot uitvoering komt. Een kwaliteit van ons brein die wij (normaal gesproken) dagelijks gebruiken!

Maar ik wil nadrukkelijk wijzen op de waarneming dat (vrijwel?) alle zoogdieren spelgedrag vertonen. Spelgedrag waarmee zij zich voorbereiden op mogelijke situaties die belangrijk zijn maar niet vaak voorkomen (“urgent or volatile situations, in attack, defense, and social competition and cooperation” {Referentie Boyd}). Functioneel en zelf-belonend (‘self-rewarding’) gedrag dat inwerkt op het motivatiesysteem van het brein wat een sterke aanwijzing is dat spel nuttig is. Spel helpt ons ook coördinatie en coöperatie te oefenen. Fysiek maar vooral ook cognitief. En heeft wat dit betreft een vergelijkbare rol als dromen.

Ik denk dat je de huidige mogelijkheden van AI (ChatGPT e.d.) vergelijkbaar zijn met het Popper niveau. Het gedrag riekt naar bewustzijn in de zin dat er sprake is van planning en een zekere intelligentie, maar deze systemen geven geen blijk van begrip van wat en waar ze over redeneren. En de IK die wij bij levende wezens onmiskenbaar aannemen zien we niet terug in deze soorten AI. Wij projecteren misschien wel een “ik” in deze machines, maar de machine zelf vertoont geen overlevingsgedrag zoals wij dat van zelfs “primitieve” diersoorten normaal vinden. Zoogdieren en vogels functioneren ook op het Popper niveau denk ik. Dan zou je van bewustzijn kunnen spreken in de zin dat er niet alleen sprake is van leren en problemen oplossen, maar dat dit ook kan plaatsvinden zonder (zichtbare) interactie met de omgeving. Wat men ‘denken’ noemt, of het hebben van een ziel.

Het Gregorian niveau maakt het mogelijk om te redeneren op een manier die voldoet aan de definitie van bewustzijn conform Chalmers. Dit behoort tot onze mogelijkheden. Of grote zoogdieren (olifant, orka, chimpansee) dat ook kunnen is onderwerp van discussie. Ik denk van niet. En al kunnen LLM’s zich gedragen alsof ze over een persoonlijkheid beschikken, dat betekent niet dat ze zich daar bewust van zijn waarmee ze niet voldoen aan het criterium van Chalmers. Maar misschien komt dat nog… .

Homo Sapiens beschikt over alle vier de niveaus van redeneren, en de meeste zoogdieren (neem ik aan) de eerste drie. Deze niveaus vormen een continuüm vormen in de zin dat het trekken van harde grenzen tussen de niveaus moeilijk is. Alle levende wezens (en ook virussen) zijn onderhevig aan leren en probleem oplossen door het veranderen van de onderliggende hardware (niveau 1). Een brein, een centraal zenuwstelsel, of zelfs maar de aanwezigheid van neuronen maakt niveau 2 mogelijk. Neuronen zijn bij de meeste meercellige organismen aanwezig. En er zijn geen fundamentele verschillen tussen ons brein en dat van chimpansees. Ons brein is groter maar het brein van de potvis is nóg groter. De verschillen zitten meer in specifieke capaciteiten en vaardigheden van het brein dan dat er fundamenteel nieuwe capaciteiten bij zijn gekomen. En die capaciteiten en vaardigheden zijn grotendeels het gevolg van de druk van culturele evolutie op ons lichaam. Ik zie dan ook geen heil in de kwantummechanische beschrijving van bewustzijn, of van het ontstaan van bewustzijn door de mutatie van een enkel gen.

De vier niveaus functioneren niet los van elkaar. Wij zijn onderhevig aan natuurlijke evolutie en onze ingebouwde reacties. Evolutie werkt echter niet op de schaal van een mensenleven. Wij zijn ook onderhevig aan conditionering, en dat werkt wel op de schaal van een mensenleven. Tegelijkertijd kunnen wij hypothesen formuleren en in onze geest uitproberen. En ook nog eens expliciet redeneren in woorden en zinnen en daarin de samengebalde kennis van een beschaving meenemen in die woorden. Net zoals we als we een bal gooien onze door het evolutie algoritme ingebouwde kennis van zwaartekracht meenemen in de manier waarop we die bal gooien.

Denken

Wat zijn thinking tools? Ik neem aan taal en woorden. Maar onze moderne taal is niet ineens ontstaan zoals Dennett min of meer aanneemt. Taal is ontstaan in een lang traject. Beginnend met spontane vocalisaties, groeiend naar losse woorden en vervolgens korte zinnen. Een evolutie van thinking tools die ons afhankelijk maakte van woorden. En vervolgens de revolutie waarmee deze thinking tools veel nuttiger werden. Op de eerste plaats Grammatica, waarmee het mogelijk wordt om eindeloos te variëren met woorden. En daarop voortbordurend Verhalen waarmee grammaticale zinnen worden gestructureerd in thema’s en motieven; in een ritme met spanningsbogen; gecombineerd tot een geheel waarmee de complexiteit van de wereld in een overzicht gevangen kan worden. Wat mogelijkheden biedt om enorme hoeveelheden informatie in het geheugen op te slaan. Complexe problemen (zoals het combineren van verschillende materialen en productiewijzen tot pijl en boog) worden oplosbaar in de vorm van een verhaal. Begrip over de intenties en emoties van onze medemensen wordt tastbaar in verhalen.

Het zijn vooral de verhalen die het verschil maken. Uit onderzoek blijkt dat mensen met behulp van grammaticaal correcte zinnen niet dieper over de mentale toestanden van anderen kunnen redeneren dan mensapen dat kunnen; twee niveaus diep is ongeveer het maximum. Maar met behulp van narratieve technieken (verhalen vertellen) zijn wij in staat om tot wel zeven niveaus diep over onze medemensen te redeneren. Cognitieve vermogen die ons helpen het gedrag van anderen in sociale situaties beter te voorspellen; onszelf te begrijpen; die ons tot hele goede probleemoplossers maken; die de basis van modernity vormen.

Voelen…

Alle vier de niveaus van redeneren hebben een relatie met ons brein. Evolutie (1) vormt het brein. Conditionering (2) heeft een centraal zenuwstelsel nodig (grosso modo). Hypothesen formuleren en testen (3) doe je met en in een brein. Maar pas op het vierde niveau, als we woorden gebruiken, hebben we inzicht in de uitkomsten van onze redeneringen. Hoe kan het dan dat uitkomsten van redeneringen op de eerste drie niveaus ons bekend zijn? Opeens weten we het. Het antwoord ligt op het puntje van onze tong. We oordelen dat dit niet waar kan zijn zonder te weten waarom. Hoe gebeurt dat? Hoe “ken” je de uitkomst van een redenering zonder dat je begrip hebt van de uitkomst?

Op het eerste niveau is de uitkomst van de redenering ook meteen het uitvoeren van de redenering. Er is geen verschil tussen redeneren en doen. Dit zou je ook van het tweede niveau, conditioneren, kunnen zeggen. Een verandering van gedrag wordt geleerd door een ervaring maar is stante pede ingebakken in ons gedragsrepertoire en wordt zonder aarzeling (of denken) toegepast. Alhoewel we een aandrang ook kunnen negeren.

Op het derde niveau is het zeker niet zo dat we geen keuze hebben een respons wel of niet uit te voeren. Hoe nemen we dan besluiten over wat we moeten doen zonder dat we ons daar bewust van zijn? Dat doen we denk ik dankzij onze emoties. Zij verbinden afzonderlijke beslis centra tot coherent gedrag. Laten als het ware de uitkomst van redeneerprocessen in het brein doorwerken in gedrag en mobiliseren daarvoor de nodige middelen. Ook mensen functioneren het grootste deel van de tijd op gevoel. En zonder gevoel zijn we met alle ratio in de wereld niet in staat om bij een moeilijke keuze de knoop door te hakken. Gevoelens die we uiten in lichaamstaal in plaats van spreektaal. Waarbij het brein het hele lichaam aanstuurt in het uiten van de uitkomst van een redeneerproces (bijvoorbeeld  “wil ik wel uitgaan met deze persoon”) vaak los van de gedachten in taal die we over die vraag hebben.

In de jaren 60 kwam het in zwang om te zeggen dat 90% van de communicatie niet via taal gaat en dat is waarschijnlijk overdreven, maar er zit wel een kern van waarheid in. Ook dieren communiceren met “taal” zoals bijvoorbeeld aangeboren (niveau 1) of aangeleerde (niveau 2) vocalisaties (“pas op”) of lichaamshoudingen (“witte staart omhoog”). Ook het “vlooien” van primaten, vaak uitkomst van niveau 3 “geoefend” gedrag kun je een taal noemen. Taal mogelijkheden waarover wij ook beschikken en die we al dan niet bewust gebruiken.

Alleen hebben wij, in tegenstelling tot onze naaste verwanten, de beschikking over “thinking-tools” waarmee we ons eigen gedrag, onze mentale toestanden en onze emoties kunnen onderzoeken, koesteren (“entertain”), erop reflecteren, ze ervaren. Wat ons de potentie geeft effectiever (en efficiënter) te kunnen redeneren dan die naaste verwanten.

Deze vier niveaus van redeneren vinden parallel plaats. Een probleem pak je (je brein) aan met behulp van mechanische reacties, aangeleerd gedrag, intuïtieve hypothesen en beredeneerde gedachtegangen. Tegelijk. Wij denken dat het hoogste niveau rationeel is en de andere emotioneel of mechanisch. Maar ze trekken samen op. Deze redeneerprocessen vinden tegelijkertijd plaats en wij zijn niet in staat om de resultaten van de verschillende niveaus van redeneren te onderscheiden. Vandaar dat we ook tegengestelde gevoelens kunnen hebben over het nemen van een beslissing terwijl het rationeel allemaal duidelijk is. In het brein kun je de vier niveaus niet onderscheiden. Pas als je de uitkomsten van je beredeneerde gedachten met andere mensen deelt, of met jezelf door in stilte te praten, wordt het vierde niveau gescheiden van de andere.

En moderne technologie maakt het niet alleen mogelijk die separate gedachtegangen te delen (in boeken e.d.) maar AI maakt het mogelijk dat de gedachtegangen zelfstandig kunnen functioneren. Alleen zijn deze gedachtegangen losgemaakt van de emotionele en intuïtieve niveaus. Op ons komen ze dan ook onmenselijk over. En dat zijn ze ook!

{Addendum: wat is het dat we denken noemen}

De Cognitieve Revolutie

Wat wordt bedoeld met de cognitieve revolutie?

De term cognitieve revolutie duidt aan een verandering in de vooruitzichten van Homo Sapiens van een gestage vooruitgang naar een radicale koers op weg naar wereldoverheersing. De term is populair gemaakt door Yuval Harari in zijn boek Sapiens waarin hij schetst hoe Homo Sapiens die vanaf 70.000 jaar geleden vanuit zuidelijke Afrika aan de wandel gaat en de hele wereld verovert. Nieuwe technologieën maar ook kunstvoorwerpen verschijnen. We vinden bewijzen voor religie, handel en sociale stratificatie. Deze mensen zijn cognitief even capabel als wij. We nemen aan dat ze beschikten over een taal die zoals net zo complex is met grammatica en verhalen vertellen als de onze. In luttele tienduizenden jaren veranderen de vooruitzichten van Homo Sapiens van niet meer dan een van de vele soorten die de aarde bevolken naar de soort die alle andere zal overheersen. Op een geologische tijdschaal kun je dan van revolutie spreken.

In de archeologie wordt voor deze periode de term modernity gebruikt. Mensen maken voor het eerst combinatie werktuigen; werktuigen waarbij meerdere maakprocessen en technologieën worden gecombineerd. Zoals pijl en boog. Ze doen nieuwe dingen doen zoals vis en schelpen eten wat duidt op een groot aanpassingsvermogen. We komen duidelijk bewijs van kunst tegen zoals het aaneen rijgen van schelpen tot kettingen.

Modernity vinden we in (zuidelijk) Afrika in vanaf minimaal 70 tot 100 duizend jaar geleden. Dan hebben antropologen over een samenhangend pakket aan nieuwe technologieën die steeds samen voorkomen. Individuele technieken komen al (veel) eerder voor maar men vindt deze technieken samen in vindplaatsen in zuidelijke Afrika vanaf deze tijd en vanaf dat moment steeds weer. Artefacten die een veel grotere verbeeldingskracht veronderstellen dan eerdere technologieën. Verbeeldingskracht keer op keer consequente toegepast die een veel betere manier van het overdragen van ideeën en ervaringen verondersteld.

In feite zien we hier het begin van een sindsdien onstuitbare culturele ontwikkeling van de soort Homo Sapiens die nog lang niet is uitgewerkt waarmee we de wereld en haar aanzien geheel naar onze hand hebben gezet. De weg naar alsmaar beter, sneller en meer. Vooral ook meer en steeds meer.

Deze moderne technologie is niet mogelijk zónder geavanceerde manieren om informatie over dragen om te gebruiken. Daar heb je een taal zoals wij die spreken voor nodig. Een spreektaal met een verfijnde grammatica waarmee je informatie precies en met veel rijkdom en verbeelding over kunt dragen. Waarmee je grote hoeveelheden informatie in verhalen kunt delen en individueel kunt onthouden. Een spreektaal waarmee ideeën en werkwijzen worden gedeeld, en de eigen cultuur van de groep gedeeld met anderen en met de volgende generatie. Moderne taal die ons bewustzijn (conform de definitie van Chalmers) mogelijk maakt. En ons vermogen tot  mindreading en meta-cognition, capaciteiten die we delen met onze mensapen broeders, sterk uitbreiden en zo onze moderne complexe samenleving mogelijk maken.

Wat is het bewijs voor modernity?

 

© Copyright 2024, Wil Spronck

Lijst van Begrippen

Bewustzijn

Waar hebben we het over als we praten over het bewustzijn. Ik volg de “hard problem” definitie van David Chalmers (1995): “why there is something it is like to entertain a mental image, or to experience an emotion”. Mijn vertaling: Dat er iets is dat voelt als het koesteren van een mentaal beeld of het ervaren van een emotie. Een mentaal beeld (“mental image“) is een afbeelding in ons brein / geest / ziel van de buitenwereld en ook van wat wij denken of voelen. En wij ervaren dus “iets” dat ons voorkomt als “iets” dat deze afbeelding ervaart. Of dat er iets is dat een emotie ervaart. {link naar meer details}

Culturele Evolutie

Charles Darwin definieerde in “the Origin of Species” (Darwin, 1859) het begrip natuurlijke evolutie (dat hij ‘natuurlijke selectie’ noemde). Richard Dawkins introduceerde in 1976 twee aanvullende begrippen: Selfish Gene en Meme. Ik gebruik zijn aanpak als basis voor mijn begrip van culturele evolutie. Voor Evolutie, Selfish Gene, en Meme verwijs ik naar de betreffende lemma’s.

Heel belangrijk is hoe culturele evolutie en “reguliere” evolutie in elkaar grijpen. Zie als voorbeeld onderstaand model van Kennally:

model van Kennally

Cultuur

Dit begrip is veel te uitgebreid voor mijn bedoelingen. Kijk alleen maar op Wiki, of in de Cambridge English Dictionary: ”the way of life, especially the general customs and beliefs, of a particular group of people at a particular time“. Voor mij is vooral belangrijk dat het gedrag  van de mensen wordt doorgegeven in een leerproces en niet omdat het om aangeboren gedrag gaat.

Evolutie

Charles Darwin definieerde in “the Origin of Species” (Darwin, 1859) het begrip natuurlijke evolutie (dat hij ‘natuurlijke selectie’ noemde). Wat is dat? Darwin’s originele werk uit 1859 is een uitstekende introductie die ik iedereen aanraad. Kortgezegd komt het erop neer dat soorten ontwikkelen (veranderen) doordat er selectie op eigenschappen van individuen plaatsvindt. Individuen verschillen van elkaar op eigenschappen (blauwe versus bruine ogen; lang versus kort, mager versus dik) waarmee de soort een natuurlijke variatie vertoond. Als een eigenschap de kans om vruchtbaar nageslacht voort te brengen beïnvloed is op die eigenschap selectie mogelijk. Of dat gebeurt hangt af van de omgeving (“selectiedruk”). Het evolutie algoritme werkt op “alles dat de volgende eigenschappen vertoont: variatie, voortplanting en overerving” (link). Variatie in eigenschappen, voortplanting om nieuwe leden van de soort voort te brengen, overerving om eigenschappen door te geven.

Natuurlijke selectie is volgens Daniel Dennett een Research and Development (R&D) proces. Het is de manier waarop soorten zich ontwikkelen (leren).Variatie in eigenschappen leiden onder selectiedruk tot verschillen in reproductiesnelheden van eigenschappen. Welke variant dominant wordt kan meestal alleen achteraf (how come) worden beredeneerd, maar soms zijn de redenen (reasons) helder. Het evolutionaire proces kent die redenen niet, maar het algoritme sanctioneert ze wel (Dennet, 2017, p49). Dus welke variant dominant wordt (de ontwerp keuze) wordt bepaald door het algoritme. We kunnen spreken van een proces van Variatie, Selectie, Replicatie (Buskes, 2019).

Om door te kunnen geven moet een eigenschap bewaard kunnen worden. Genetische informatie heeft een opslagmedium nodig. We weten sinds begin jaren 1950 dat eigenschappen worden bewaard en gerepliceerd in DNA, een complex molecuul dat we in alle lichaamscellen vinden. Eigenschappen worden kun je zeggen bewaard in een individu en al dan niet doorgegeven aan het nageslacht. Of ze worden doorgegeven is afhankelijk van het voortbestaan van het individu. Maar Richard Dawkins zet in 1976  de boel op z’n kop. Hij introduceert het begrip selfish gene (zie het bijbehorend lemma) te introduceren. ). Daarbij ligt de nadruk niet op de soort maar op de genen. Biologische organismen zijn dan alleen maar het opslagmedium voor de genen die zelfstandig evolueren. Dat is een gezichtspunt dat uitstekend geschikt is om culturele evolutie te beschouwen.

Memes

Het gen is de eenheid van overdracht (replicatie) van biologische informatie; de meme vervuld dezelfde rol ten aanzien van cultuur. Volgens de ‘Oxford English Dictionary’ is een meme: “an element of culture that may be considered to be passed on by non-genetic means“. Een meme kan een woord zijn, een zin, een gebaar (of een reeks gebaren), een ritueel, of elk ander gedrag dat kan worden geïmiteerd (Blackmore, 2001). De meme moet waarneembaar (kunnen) zijn, opgeslagen kunnen worden, en gekopieerd kunnen worden.

Variatie in genen wordt opgeslagen in DNA en vindt expressie in de eigenschappen (kwaliteiten) van een individu. In natuurlijke evolutie er een verschil is tussen de genen (genotype) en de uitwerking van die informatie in het organisme (fenotype).  Daarentegen zijn memes brokken informatie: genotype én fenotype; informatieopslag (instructie hoe ze uit te voeren) én gedrag (daadwerkelijk uitvoeren). Een uitvoering van de moonwalk van Michael Jackson is informatieopslag en uitvoering van deze meme tegelijkertijd, omdat de opslag van de beweging in het brein niet los gezien kan worden van de uitvoering daarvan. Als je het kunt weet je het. Dat is nu eenmaal de natuur van onze (motorische) neuronen. Memes worden (tot voor kort exclusief) in het brein opgeslagen en vinden uitdrukking in het gedrag van de mensen die er drager van zijn.

Omgekeerd geldt dat niet; een meme kennen betekent nog niet dat je deze kunt uitvoeren. En pas als je deze kunt uitvoeren kunnen we zeggen dat een meme succesvol is gerepliceerd (gekopieerd). Maar met woorden is dat anders.

Memes  melden zich bij ons via onze zintuigen. Ze krijgen een representatie in ons brein (of niet en dan mislukken ze). We geven de meme door (replicatie) door hem uit te voeren (gedrag). Maar omdat ze informatie zijn kun je ze ook in je brein repliceren zonder het bijbehorende gedrag te vertonen. Cultuur kan zich verspreiden zonder dat wij ons daar bewust van zijn. Woorden zijn te kopiëren zonder zichtbaar gedrag en vormen daarom een bijzondere categorie van memes.

Niche Construction (NC)

zie onder meer Sterelny (2011)

Selfish Gene

Dawkins (1976) ziet de genen, de dragers van de eigenschappen en/of karakteristieken, als de motor van evolutie; het gen probeert zichzelf te repliceren door middel van dragers (bijvoorbeeld wij mensen) die het gen doorgeven. Onze lichamen zijn in niet meer dan een vat voor de genen om in te verblijven en gerepliceerd te worden. Het gen is de eenheid van natuurlijke evolutie is en niet de soort. Het zijn de genen die evolueren. Merk op dat dit in wezen een beschrijving is van hoe een virus opereert. Alle meercellige organismes maar ook bacteriën zijn niet meer dan een gastheer (host) voor de egoïstische (zelfzuchtige, selfish) genen. Zelfzuchtig, want genen evolueren op manieren die voor henzelf voordelig zijn, maar niet noodzakelijkerwijs voor de drager. Evolutie draait om de replicatie van informatiedragers en meer niet.

Door het evolutieproces op deze manier te beschouwen maakt Dawkins het op veel meer gebieden toepasbaar: de evolutie van cultuur, de manier waarop ons immuunsysteem zich ontwikkeld, de manier waarop ons brein zich ontwikkeld, welke video’s zich wel voortplanten op social media en welke niet.

© Copyright 2020 en 2024, Wil Spronck

Verhalen die ik wil delen

Ik wil een aantal verhalen met jullie delen. Verhalen die je wat mij betreft mag gebruiken om een kooroptreden te begeleiden of als onderdeel van een optreden. Of iets anders. Het enige wat ik van je vraag is om mij te vermelden als auteur. En om mij te laten weten dat je een verhaal hebt gebruik.

Je mag een eigen draai aan de verhalen geven. Aanpassen aan de omstandigheden. Daar heb ik alle begrip voor. Ik heb in een enkel geval zelfs meerdere varianten in een verhaal opgenomen.

Schubert’s Wintereise verhaalt – Link

De naam is geen drukfout! Dit is mijn meest ambitieuze project. Al een aantal malen uitgevoerd in verschillende samenstelling waaronder solo door mij. Het verhaal van een jongeman en zijn dwaaltocht naar de ware liefde. En zo veel meer. Een belangrijk stuk in de muziekgeschiedenis, door mij van een verhaal voorzien om de uitvoering voor een groter publiek verstaanbaar en begrijpelijk te maken. leer hoe de romantiek uit het begin van de 19e eeuw nog steeds actueel is.

The Making of the Drum - Link

Dit verhaal heb ik verschillende keren gebracht bij een uitvoering van het koorstuk “the Making of the Drum” van Bob Chilcott. Een mooi en voor een amateurkoor best wel uitdagend werk waar ik een tekst voor heb geschreven om het stuk als geheel in te leiden en ook elk van de vijf delen (kort!) in te leiden. Dit verhaal is kort genoeg om niet af te leiden en voegt context toe die het publiek goed engageert bij de uitvoering.

Romancero Gitano - Link

Dit muziekstuk voor koor en gitaar van Mario Castelnuovo-Tedesco op teksten van Federico Garcia Lorca uit de bundel Romancero Gitano geeft de sfeer van Andalusië, de passie en de verborgen hartstochten uitstekend weer. En mijn tekst geeft net dat beetje achtergrond waardoor het publiek de uitvoering beter begrijpt. Ik heb een aantal links naar aanvullende informatie in de tekst opgenomen.

Songs of Travel – komt binnenkort

Ik heb voor een concert samen met een paar vrienden een inleiding voor Vaughan Williams “Songs of Travel” geschreven. De tekst gaat meer in op de tekst en de auteur daarvan dan op de muziek en de componist.

Verhaal over een lied - komt binnenkort

Ik heb een verhaal geschreven over een lied waarvan ik de naam in deze tekst niet verklap. Het is de bedoeling dat de aanwezigen na afloop minimaal een strofe van het lied zingen. Maar meer mag ook!

© Copyright 2020, Wil Spronck

Op de motor

Me verplaatsen op een tweewieler met hulpmotor is tweede natuur geworden. Als jongeling bereed ik een in die tijd al antieke Kreidler met geforceerde luchtkoeling maar wel met een 12 liter tank die in combinatie met een verbruik van 1 op 45 een enorm bereik garandeerde. Mijn liefde voor de een-spoor groeide en op de dag dat ik 18 werd beleefde ik mijn eerste rijles. Meteen op weg op een Yamaha XS650 met 100 kilo aan instructeur achterop die mij schreeuwend instructies doorgaf.

Vijf maanden later had ik mijn rijbewijs A (zeven lessen en daarna drie maanden wachten tot je op mocht; eerste keer geslaagd) en binnen een maand had ik een Kawasaki Z650 onder mijn kont. Niet die nieuwe tweepitter maar de kleine Z1 van toen. Een sportieve viercilinder en achteraf ben ik blij zijn dat dit goed is gegaan. Je eerste jaar op de motor is het gevaarlijkst en daar weet ik alles van.

Tegenwoordig mag dat niet meer, je rijbewijs halen en meteen met 60+ pk’s over de weg rauzen. Wat vermogen betreft heb ik me jarenlang gematigd opgesteld. Pas sinds drie jaar ben ik boven de 100 pk uitgegroeid. Toch kwam ik nooit tekort. Je moet het gemis aan pk’s compenseren met je bochtentechniek en dat gaat me tot nu toe nog goed af. En dat is waar het bij motorrijden natuurlijk ook om gaat. Je hangt niet voor niks scheef in de bochten!

Ik ben nu aan mijn vierde motor toe. Inderdaad, ik doe lang met mijn spullen. De Z650 werd dus in 1977 gekocht . De tweede werd aangeschaft in 1981 nadat ik de Kawa frontaal tegen de Ford Transit van een Franse mevrouw had geparkeerd. Die daar volgens de rechter alle schuld aan had overigens. Mij werd verzekerd dat dit zelden voorkwam in Frankrijk. De tweedehands Suzuki GS750 die ik met maar 10.000 kilometers op de teller kocht bleek later door de eerste eigenaar dermate slecht behandelt dat al snel de koppakking vervangen moest worden. Dat heb ik daarna nog eens drie keer moeten doen.

Met de Soes heb ik ruim 160.000 kilometers mee gereden. De betrouwbaarheid hield op het laatste niet meer over. Daarom heb ik in 2006 nummer drie gekocht, om het woon-werk verkeer weer een dagelijkse bezigheid te maken en geen avontuur met onduidelijke afloop. Lang doen met je spullen, dat vind ik een positieve waarde, overigens. Al ligt het blok van de Soes al een tijd op de werkbank omdat ik er maar niet aan toe kom na de laatste reparatie van een lekkende koppakking het pakket weer in elkaar te zetten.

Nummer drie is een Honda Deauville 700 cc, de tweede generatie. Nieuw gekocht, dat was lang geleden. In een aantal blogs heb ik over de Honda geschreven. en ik heb ook over het verkeer in het algemeen geschreven.

Ondertussen is alles alweer anders. De Suzuki is in onderdelen tijdens de corona tijd verkocht aan een vliegtuigmonteur van de Nederlandse luchtmacht. En ik heb de Deauville ingeruild voor een BMW R1200GS. Jawel, de kogel is door de kerk, ik heb een exemplaar van de meest verkochte motor van Nederland, en Europa, gekocht. En dit tot volle tevredenheid.

Chicago Newsletter

We hebben drie jaar in de Verenigde Staten gewoond, en dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten! Hieronder links naar nieuwsbrieven die ik in die tijd heb geschreven om vrienden en kennissen een beeld te geven van hoe het is om in dat land te wonen en te werken.

Chicago (including Western suburbs) newsletter

Nieuw concert – Reisverhaal liederen

Poster 2

Wederom brengen de muzikale vrienden Schuberts Winterreise verhaald  een combinatie van liederen en op maat geschreven verhalen op het podoium. Nu in een programma over de reizende, over de dolende mens. We brengen een integrale uitvoering van de Songs of Travel van Vaughan Williams, een aantal van Quilter’s Shakespeare Songs, romantische Franse liederen, en Schubert op de pianoforte.

Dit is muziek die is gebaseerd op sterke teksten. Teksten die een verhaal vertellen, verhalen die ons raken. En de muziek versterkt het verhaal. En we omlijsten de liederen met verhalen over wat reizen voor de auteurs en componisten betekenen. En wat doet het voor ons?

Luister naar hoe een enthousiast lokaal gezelschap deze reizen op de bühne van de Woudkapel brengen. Liederen en vertellingen in een boeiende combinatie.

12 mei om 15 uur in de Woudkapel te Bilthoven. Toegang gratis

Een programma van

Richard Botman, Willem Leyh, Ko Melis, Wil Spronck – zang
Roel van Kuppevelt – piano
Wil Spronck – verhaal

Damesmode

Ik heb geen verstand van mode, maar wel ogen in mijn hoofd. Zo valt mij de stille revolutie  die in de afgelopen twintig jaar heeft plaatsgevonden in de vrouwen mode waar niemand over praat wél op: de motorisering van de vrouwenmode.

Lees verder

Het wonderjaar 1958

het wonderjaar 1958 - uitnodiging V4

30 augustus première van mijn eerste vertelvoorstelling het wonderjaar 1958. Een voorstelling bestaande uit, voor een deel zelf geschreven, verhalen die elk worden afgesloten met een mooi lied. In de Oude Bakkerij in de Gildstraat in Utrecht, begeleidt op de piano door Sabine van der Heyden.

Lees verder